Een korte geschiedenis van Spanje


In de prehistorie leefde gezien archeologische vondsten in Altamira en Atapuerca de Cro-Magnon mens op het Iberische schiereiland. In de grotten van Altamira zijn rotsschilderingen overgebleven, die intussen in het zg. Museo de Altamira als replica te zien zijn. Andere volkeren, als de Iberiërs in ongeveer 3000 v.C. uit Noord-Afrika, staken de Middellandse Zee over. De Baskische volkeren, verwant aan de Aquitanen, bezetten bijna de hele Pyreneeën-gordel.

Tussen de 9de en de 6de eeuw ontstond de Iberische cultuur. In het Zuiden bestond toen een koninkrijk, Tartassos, dat in de 8ste eeuw werd vervangen door het zg. Iberische koninkrijk. Vanaf de 9de eeuw v.C. drongen Kelten Spanje binnen. Vanaf die tijd vond er een geleidelijke vermenging plaats van Kelten en Iberiërs tot de zg. Celtíberos (Keltiberiërs). De oorspronkelijke bewoners van de Noordelijke berggebieden, de Basken, Cantabriërs en Asturiërs werden hier niet bij betrokken.

Ongeveer in 1000 v.C. stichtten Phoeniciërs de handelsplaats Gadir, later Cádiz, aan de kust. Ook Myceense zeevaarders speelden een grote rol in het handelsverkeer met Spanje. Sinds de 7e eeuw v.C. namen ook latere Griekse volkeren hieraan deel.
De Carthagers troffen in het noorden van het land Kelten aan, die rond 700 v.C aan zich via de Pyreneeën verspreiden. Zij hadden zich vermengd met de oorspronkelijke Iberiërs en worden dan ook Keltiberiërs genoemd. Vooal in Galicië zijn nog altijd Keltische overblijfselen en is de bevolking nog enigszins Keltisch, al wordt er geen Keltische taal gesproken. De taal in Galicië is meer verwant aan het huidige Portugees.


De Carthagers breidden in de tijd van de eerste Punische oorlog en Hannibal hun gebied op het Iberische schiereiland uit. Later zouden die, na de tweede Punische oorlog, na 200 v.C., door de Romeinen worden veroverd. De drie provincies Tarraconensis (Catalunya), Baetica (Andalucía) en Lusitana (Portugal) waren de belangrijkste gebieden, die geromaniseerd werden. De welvaart kwam er tot grote bloei. In 392 n. C. maakte de in Spanje geboren keizer Theodosius ht Christendom tot officiële staatsgodsdienst.
Met name door de invallen van de Barbaren ging in de 3e eeuw n. C. welvaart en beschaving achteruit. Rond 409 vallen Vandalen, Sueven en Alanen Spanje vanuit het noorden binnen. in 411 is het de beurt aan de Visigothen, of de West-Gothen.


Het Visigotische Rijk (415-711)
Na jaren van strijd met de andere Germaanse invallers kregen de Visigothen uiteindelijk het hele Iberische schiereiland in handen. Hun koningen maakten Toledo tot hun hoofdstad en bekeerden zich op den duur tot het Rooms-Katholicisme wanneer koning Reccared het Arianisme, een ketterse vorm van het christendom, afzweert. De oude Romeinse beschaving bleef intussen grotendeels in stand. Rond 655 worden in de Libera Judiciorum worden de wetten van de Visigothische staat voor het eerst op schrift gesteld.


De Moorse overheersing (711-ca. 1250)
Onderlinge twisten tussen de Visigothische leiders leidden ertoe dat de vijanden van koning Roderik militaire hulp inriepen vanuit Noord-Afrika. In korte tijd echter bezetten deze bijna geheel Spanje. De Moren islamitiseerden het schiereiland en in de volgende zeven eeuwen bloeide de Moorse beschaving in Spanje. Alleen Asturias werd niet ingenomen en vandaaruit zouden met veel geduld, zweet, bloed en tranen de Christelijke koningen de zg. Reconquista (Herovering) tot stand brengen. De eerste Asturische koning was Pelayo. Rond 720 versloegen de christenen van Asturië de Moren in de slag bij Covadonga, wat het officiële begin was van de Reconquista, de herovering van het land wat 700 jaar in beslag zou nemen.
In de 10e eeuw was in het Moorse gedeelte, onder Abd al Rahman III, een tijdperk van vrede en welvaart. In de 11e eeuw kwamen echter zelfstandige staten tot ontwikkeling, die elkaar onderling bestreden. Zo konden in de loop der eeuwen door de herovering in het noorden christelijke staten ontstaan, zoals León en Navarra en later Castillië en Aragón. Alfonso VIII kon uiteindelijk blijvend het belangrijke Toledo bezetten, waar later in de tijd van Alfonso X de Wijze drie culturen vreedzaam zouden samenleven.


De Reconquista (1250-1504)
In 1250 was geheel Spanje met uitzondering van Granada in handen van de Christenen. Maar de Spaanse staat bestond nog niet. Zoals in andere landen tijdens de Middeleeuwen was het verdeeld in koninkrijkjes: Castillië, Aragón, Navarra en Portugal. Door het huwelijk van Ferdinand van Aragón en Isabella I de Katholieke werden uiteindelijk Aragon en Castilie met elkaar verenigd. Isabella beloofde dat ze geen andere kleren aan zou doen totdat ze Granada veroverd zou hebben en in 1492 was het dan zover, hetzelfde jaar als waarin Columbus met geld uit de Spaanse schatkist Amerika zou ontdekken. Daardoor zou Spanje in één klap één van de grootste rijken van de wereld zijn.


De Habsburgers (1504-1700)
Door het huwelijk van Isabella's dochter, Johanna, met Filips de Schone, werden veel bezittingen aan de troon van Catillië en Aragón toegevoegd. Hun zoon, Karel I, oftewel 'onze' Karel V, volgde in 1504 als kind van 4 jaar zijn grootmoeder op. De grootvader, Ferdinand van Aragón, is zijn voogd. Zijn moeder, Johanna, genoemd de Waanzinnige, werd ondertussen in een politieke strijd opzij gezet. In 1512 annexeerde Ferdinand het koninkrijk Navarra. Karel onderdrukte de opstand van de Comuneros (1520). Spanje werd door de veroveringen in Amerika en door het bezit van het zuiden van Italië en de Nederlanden het middelpunt van een rijk, waarvan zijn heerser zei dat de zon er nooit onder ging.
Onder Filips II (1556- 1598), die Madrid tot zijn hoofdstad zou maken, zette het verval in. Vele oorlogen brachten Spanje aan de rand van de financiële afgrond. In 1571 verslaat een gecombineerde vloot van Spanje, Venetië en de Kerkelijke Staat, onder bevel van Filips halfbroer Juan van Oostenrijk, de Turkse vloot tijdens de slag bij Lepanto. Eén van de beroemdste deelnemers aan die slag was Miguel de Cervantes, de auteur van Don Quichot de la Mancha. Hij verloor er een arm. Filips II zette de Habsburgse politiek door zich in te trouwen door, en verkreeg zo door huwelijk Portugal. Hetzelfde zou hij proberen met Engeland, maar koningin Elisabeth I ging niet op zijn aanzoeken in.
Onder Filips III en IV zette het door Filips II begonnen verval zich door. Joden en zg. Moriscos (zich tot het Christendom bekeerde mohammedanen) werden het land uitgezet, wat de economie ontzenuwde. De Burgeroorlog in Catalonië, opstanden in Andalusië en in Napels waren het gevolg van de zware onderdrukking van het volk. In 1648 verloren de Habsburgers de Nederlanden na de 80-jarige en de 30-jarige oorlog, die sonds 1618 samenvielen.


De Bourbons (1700-1868)
De Habsburgers stierven met Karel II, die steriel en zwakzinnig was, uit. Daardoor brak de zg. Spaanse Sucessieoorlog uit, met Nederland en Engeland, enige tijd met 'onze Willem III als koning, aan de ene kant en Frankrijk aan de andere. Lodewijk XIV kreeg het toch voor elkaar dat een Bourbon in Spanje op de troon kwam.
Onder Filips V van Bourbon verloor Spanje uiteindelijk de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België) en de Italiaanse gebieden. De Engelsen bezetten Gibraltar.
In 1793, toen Lodewijk XVI door Franse revolutionairen werd terechtgesteld, verklaarde zijn Spaanse bloedverwant Karel IV Frankrijk de oorlog. Franse troepen vielen Spanje binnen en dwongen het tot een bondgenootschap tegen Engeland. De Britse vloot verslaat bij Trafalgar de Fransen en Spanjaarden, waarmee de Spaanse maritieme macht ten einde komt. Een broer van Napoleon, Jozef Bonaparte, was intusseb koning van Spanje geworden. In 1808 kwamen de Spanjaarden daartegen in opstand en werden daarbij gesteund door de Engelsen. In 1814 werden de Fransen het land uitgezet. Nog altijd wordt in Madrid op 2 mei dit historische feit gevierd. Ferdinand VII werd de nieuwe koning. Hij werd later opgevolgd door zijn dochter Isabella II, in de volksmond ook genoemd 'de hoerenkoningin' omdat ze steeds nieuwe minnaars had. In 1868 werd Isabella vanwege haar wanbeleid gedwongen in ballingschap te gaan. Ze heeft nog wel een aanzet gegeven voor de aanleg van de waterleiding in Madrid, nog altijd Canal Isabel II genoemd.


De Restauratie (1868-1923)
Generaals slaagden erin de regering van Isabella omver te werpen. In 1873 werd Spanje daardoor een federatieve republiek. De tijd tot 1923 staat bekend als de tijd van de restauratie, gekenmerkt door een liberale grondwet van Canovas. Hij wist bekwaam liberale regeringen af te wisselen met reactionaire, met Alfonso XII als koning. De verkiezingen van 1923 werden uiteindelijk gewonnen door de socialisten.


Tijd van dictatuur (1923-1931)
Als reactie op de socialistische regering komt er een militaire junta onder leiding van Primo de Rivera. Zijn bewind was echter impopulair bij het leger en bij de koning, Alfonso XIII, waardoor hij tenslotte tot aftreden werd gedwongen.

De "Tweede Republiek" (1931- 1939)
Alfonso XIII ging in ballingschap nadat een overweldigende meerderheid zich uitsprak voor de republiek. Zo werd de Tweede Republiek uitgeroepen en een democratische, hervormingsgezinde regering ingesteld. Door de overwinning van de republikeinse verkiezingen kwam er een progessieve democratische Constitutie en werd Zamora president. In 1933 kregen uiterst rechtse krachten de overhand, die alle hervormingen weer ongedaan maakten. in 1934 sloeg het leger gewapende opstanden in Catalonië en Asturië neer. Als in 1936 het Volksfront, een coalitie van linkse partijen, bij de algemene verkiezingen een grote meerderheid bereikt, vogt er een staatsgreep van rechtse generaals. Dit was het begint van de burgeroorlog, waarin de nationalen of rebellen onder leiding van genraal Franco gesteund werden door Duitsland en Italië en de regering gedeeltelijk door de Sovjet Unie van Stalin. Na drie jaren met bloedige veldslagen, zou uiteindelijk Franco als overwinnaar bovndrijven. Vanaf 1939 voerde hij de alleenheerschappij, gesteund door de enige politieke beweging de Falange, in 1933 opgericht door de zoon van Primo de Rivera.


Het Spanje van Franco (1939-1975)
Hoewel Spanje in de Tweede Wereldoorlog officieël neutraal bleef, bleef Franco nauw contact houden met zijn bondgenoten in de burgeroorlog. Hij leverde grondstoffen en stuurde troepen die deelnamen aan de Duitse inval in de Sovjet-Unie. Okk konden Duitse onderzeeërs gebruik maken van de Spaanse havens.
Ondertussen schakelde Franco in eigen land zijn politieke tegenstanders en het verzet uit. Na de oorlog kreeg hij het nog moeilijker toen Spanje buiten de Verenigde Naties werd gehouden. Een diplomatieke boycot werd gevolgd door economische sancties. Met de wet op de opvolging in 1947, die bepaalde dat Franco opgevolgd zou worden door een lid van het Spaanse vorstenhuis, maakte Franco de weg vrij naar economiche steun uit het buitenland en lidmaatschap bij de VN. In 1969 werd Juan Carlos van Bourbon als opvolger van Franco aangewezen.


Koning Juan Carlos I
Ondanks zijn wat obscure rol in de poging tot staatsgreep in 1981, heeft Juan Carlos I zich na de dood van Franco vooral laten zien als een democratische koning. In 1977 werden de eerste vrije parlementsverkiezingen gehouden, met als resultaat een centrum-rechtse regering onder Alfonso Suarez. In 1982, tijdens de regering van socialistische Felipe González, kwam de aansluiting bij de Europese Gemeenschap en de NATO.